Hoe leeft de otter


De otter is een marterachtige die in en langs water leeft om vis, amfibieƫn, kreeften en andere dieren te vangen. Hij komt vooral voor in grote waterrijke gebieden met schoon water en een rijke oevervegetatie. Maar ook weteringen, kanalen, vaarten en grote sloten maken onderdeel uit van zijn leefgebied. Het is vooral een nachtdier dat al zwemmend zijn voedsel vindt. Het leefgebied van de mannetjes is ongeveer 1 tot 2 vierkante kilometer, of 8 tot 12 kilometer oeverlengte. Het territorium van de wijfjes is kleiner en wordt overlapt door het grote territorium van een mannetje. Beide geslachten zijn territoriaal en zijn vooral in de winter vaak op pad om hun leefgebied te markeren. Jonge otters kunnen bijna het gehele jaar geboren worden. Ze blijven wel 9 maanden bij hun moeder voordat ze zelf op eigen benen staan.

In Nederland leven ongeveer 600 otters (2020) en komen nu voor in bijna alle provincies. In Zeeland, Brabant en Noord Holland zijn alleen nog zwervers gesignaleerd maar het is een kwestie van tijd dat ze daar ook voortplanten. Het blijkt dat de otter zich goed aanpast en ook in de bebouwde kom en polders prima kan leven. In Zwolle en Groningen zijn otters in het centrum gezien in de stadsgrachten. Helaas is de kwaliteit van het biotoop niet overal optimaal en moeten de otters grote afstanden afleggen om voedsel en een veilige schuilplaats te vinden. Gevolg is dat jaarlijks bijna een derde van de otterpopulatie om komt in het verkeer. Door deze grote sterfte groeit de populatie erg langzaam en blijft ze erg kwetsbaar.


Help de otter


Het belangrijkst is een goed leefgebied, dus een gezond en groot water met veel waterplanten en rust. Op die manier kan een otter voldoende eten vinden. Maar zoals gezegd sterven erg veel otters door een onnatuurlijk oorzaak, het verkeer. Waterschappen en de overheid kunnen wat doen aan het voedselbiotoop en de aanleg van faunavoorzieningen. Maar iedereen kan helpen met het aanbieden van meer schuil- en voortplantingsplaatsen. Hoe meer schuilplekken er zijn des te minder een otter hoeft te zoeken of lange afstanden moet af leggen (en wegen passeren) om een veilige plek te vinden. Het territorium wordt daardoor aantrekkelijker en otters hoeven minder te migreren.